Water
Hier een vraagje over water
Is water. Uit een puls ook goed voor de duiven, omdat ons kraanwater
erg hard is, en ook veel kalk in zit.
Het water uit de puls(bron) is erg schoon en er zit ook weinig ijzer
in, gebruik het ook als badwater ,en dan drinken de duiven er ook van.
Graag Uw mening of ik hier goed aan doe.
Groetjes alvast bedankt Ton.
Ton eerst een
Wikipedia uitleg
Mantelbuis[bewerken]
Bij dit boorsysteem wordt een met een
schroefdraad
verlengbare ijzeren buis, de
mantelbuis,
in een met behulp van een
avegaar
voorgeboord gat 1 à 2 meter in de grond geplaatst. Als het
grondwater
nog niet bereikt is, wordt de mantelbuis gevuld met water. Dit water
dient voor het leveren van tegendruk en om
sediment
waarin geboord wordt in
suspensie
te laten gaan. De mantelbuis voorkomt het instorten van het
boorgat
en beperkt tevens de uitwisseling van het water in het boorgat met het
omringende grondwater. Tijdens het boren dient het waterpeil in de
mantelbuis ongeveer gelijk te blijven en indien nodig moet het water
worden aangevuld. Aan de bovenkant van de mantelbuis wordt een
klemblok
bevestigd. Hiermee wordt voorkomen dat de mantelbuis bij zeer zachte
sedimenten onverhoeds onder zijn eigen gewicht de grond in verdwijnt.
Met behulp van een klemblok kan de mantelbuis rondgedraaid worden om
bij steviger sediment het verder zakken te bevorderen. Het blok dient
ook voor het uit de grond halen van de mantelbuis, wat per verlengstuk
gedaan moet worden, als de boring voltooid is.
De puls[bewerken]
De puls, een ijzeren buis van één à anderhalve meter lengte met aan de
onderkant een klep die alleen naar binnen (= naar boven) open kan (een
zogenoemde
terugslagklep),
wordt aan een kabel de mantelbuis in gelaten. Met de kabel wordt de
puls in het water enkele decimeters opgetrokken en daarna losgelaten
waardoor deze op de bodem valt. Door de val op de bodem raakt sediment
daaruit los. Tijdens de val staat de klep door de waterstroom omhoog
open en kan sediment de puls binnen. Tijdens het optrekken sluit de
klep zich weer door de omgekeerde waterstroom waardoor het verzamelde
sediment binnen de puls blijft. Het optrekken zuigt ook sediment uit
de bodem wat in suspensie gaat. Het op- en neerbewegen van de puls
wordt pulsen genoemd. Door dit verscheidene keren te doen raakt de
puls steeds voller. Na verloop van tijd wordt de puls opgehezen en
geleegd. Het naar boven gehaalde en daarna opgevangen sediment is het
grondmonster.
Doordat er steeds meer sediment onderaan de mantelbuis wordt
weggehaald, zakt de buis verder de grond in. Daar moet vaak ook druk
op uitgeoefend worden, vooral als nog niet erg diep geboord is
waardoor de mantelbuis nog niet veel weegt. Aan de bovenkant wordt zij
steeds verlengd door er een nieuwe buis op te schroeven. Op deze wijze
kunnen diepten van enkele honderden meters bereikt worden.
Uitvoering[bewerken]
Een pulsboring kan met de hand worden uitgevoerd maar tegenwoordig
wordt dit vaak mechanisch gedaan. De apparatuur kan naast de
mantelbuis (met verlengstukken), kabel en de puls bestaan uit een
lier
voor de kabel (tegenwoordig van
staaldraad),
een
driepootstelling
met
katrol
voor de kabel en een klemblok voor de mantelbuis. Andere benodigdheden
kunnen zijn een
kettingtang
en andere apparatuur om de buizen op elkaar te kunnen schroeven en een
valbeitel
(zie hieronder).
Tegenwoordig wordt veel van dit alles meestal uitgevoerd met behulp
van een mobiel boorapparaat waar geen driepootstelling meer aan te pas
komt. Dergelijke apparaten kunnen relatief klein zijn maar ook de
grootte van een
vrachtwagen
aannemen.
Voor- en nadelen[bewerken]
Pulsen is een schone boormethode. Er wordt weinig werkwater gebruikt.
Het water dat gebruikt wordt kan eenvoudig opgeslagen en afgevoerd
worden. Door het gebruik van een mantelbuis kan het boorgat bij
normaal werken nooit invallen. Doordat het werkwater grotendeels
gescheiden blijft van het grondwater en de mantelbuis strak door
ondoorlaatbare
kleilagen
gaat kan vermenging van grondwater uit verschillende
aquifers
voorkomen worden. Hierdoor wordt ook voorkomen dat verontreiniging
zich kan verplaatsen. Overigens wordt die verspreiding van vervuiling
na het verwijderen van de mantelbuis alleen maar voorkomen als het
boorgat wordt dichtgegooid en ter plaatse van ondoorlaatbare kleilagen
een ondoorlatende plug wordt geplaatst.
Een pulsboring kan afhankelijk van de deskundigheid van degeen die het
werk uitvoert, betrekkelijk nauwkeurige monsters opleveren. Bij een
goede uitvoering (bv bij verticale boorrichting) is de diepte van
laagovergangen en de genomen monsters altijd bekend. Dat is in veel
mindere mate het geval bij
spoelboorsystemen.
Voor veel
civieltechnische
en
geologische
vraagstellingen is de opbrengst en de kwaliteit van de monsters uit
pulsboringen voldoende. Vanzelfsprekend hangt de kwalitieit ook af van
de bemonstering zelf: men moet goed de verschillende
grondsoorten
kunnen onderscheiden en de beslissing kunnen nemen in welk geval een
volgend monster nodig is. De monstersamenstelling komt echter nooit
precies overeen met het aangeboorde sediment. Dat komt doordat het
materiaal in suspensie gegaan is waardoor fijn materiaal in suspensie
blijft zonder dat dit mee bemonsterd wordt. Vaak is een gedeelte van
het materiaal ook tot kleinere delen gestampt. Ook worden partikels
die groter zijn dan de pulsopening niet of niet goed bemonsterd. Óf
zij worden opzij geduwd óf zij worden tot kleinere wel te bemonsteren
partikels gestampt (met de puls of met de mantelbuis). In bepaalde
gevallen wordt daarbij van een valbeitel gebruikgemaakt. Dit is in
principe een zware massieve staaf die in plaats van de puls aan een
kabel het boorgat in gaat. Hiermee wordt dan gepoogd het in de weg
zittende object te vergruizen. Soms eindigt een boring ook op iets wat
zich niet fijn laat stampen of opzij laat drukken, zoals bijvoorbeeld
een grote kei of een boomstam. Pulsboringen geven weinig informatie
over sedimentologische structuren. Dit heeft dit boortype gemeen met
de verschillende soorten spoelboringen. Voor het achterhalen van
dergelijke gegevens zijn alleen
steekboringen
geschikt. In veel gevallen zal de geologische interpretatie van een
gebied wat met puls( en spoel)boringen is
gekarteerd,
veranderen zodra ter plekke steekboringen worden gezet. De
veranderingen kunnen daarbij aanzienlijk zijn. Hoewel steekboringen in
zeker opzicht betere geologische informatie geven, hebben zij als
nadeel dat de monsteropbrengst voor bepaald onderzoek eigenlijk te
klein is. Andere nadelen zijn dat steekboringen een hogere
deskundigheid van de uitvoerder vereisen, minder snel te zetten zijn,
dat er speciaal gereedschap nodig is om de monsters te verwerken en
door dit alles duurder zijn dan pulsboringen. Het zetten van een
aantal pulsboringen gecombineerd met een geringer aantal steekboringen
is in grotere projecten vaak een goede tussenoplossing.
Toepassingen[bewerken]
Pulsboringen worden toegepast bij geologisch,
milieukundig,
archeologisch
en civieltechnisch onderzoek. In gebieden die niet door het
waterleidingnet
bereikt worden gebruikt men vaak pulsboringen voor het plaatsen van
waterbronnen.
Dit heeft te maken met het feit dat de methode relatief goedkoop is en
met het feit dat de opbouw van de ondergrond meestal al tijdens het
boren duidelijk wordt waardoor watervoerende lagen makkelijk herkend
kunnen worden. Daarbij komt dat de begrenzingen van de geschikte lagen
meestal eveneens snel duidelijk zijn waardoor een filter direct en op
de juiste diepte geplaatst kan worden.
Oud systeem[bewerken]
Het is al een zeer oud systeem wat door de
Chinezen
(maar dan in
bamboe
uitgevoerd) al zo'n drieduizend jaar geleden werd gebruikt.
Voor de Nederlandse geologische dienst (voormalige
Rijks Geologische Dienst)
was de pulsboring tot in de zestiger jaren van de twintigste eeuw één
van de belangrijkste boorinstrumenten voor het verkennen en
onderzoeken van de wat diepere
ondergrond
ten behoeve van de geologische kartering van Nederland.
Wellen[bewerken]
Bij wellen wordt het zakken van de boorbuis gestaakt, er wordt vaak
wat water uit de mantelbuis gehaald om minder tegendruk te verkrijgen
maar er wordt wel doorgepulst. Hierdoor gaat aan de onderkant van de
mantelbuis meer sediment van opzij toevloeien waardoor als dit goed
wordt gedaan een (veel) groter monster uit de betreffende laag genomen
kan worden.
Dit is een methode die voor normaal onderzoek en civieltechnische
toepassingen sterk is af te raden aangezien het niet zonder risico is
als dit onoordeelkundig gedaan wordt. Bij verder boren kunnen monsters
gecontamineerd worden met
nagevallen
materiaal. Het boorgat kan, buiten de mantelbuis, ook geheel instorten
als er te veel sediment onderaan wordt weggehaald. Desondanks wordt
deze methode wel toegepast als van een bepaalde diepte meer (vooral
palaeontologische)
informatie gewenst wordt. Op deze wijze kunnen soms enorme
hoeveelheden
fossielen,
vaak voornamelijk
schelpen
worden bemonsterd. De belangrijkste
monografieën
van de Nederlandse geologische dienst zijn voor een groot deel
gebaseerd op materiaal wat met behulp van deze methode verkregen is.
Concreet, voor gebruik als drinkwater toch een onderzoek, water kan
helder zijn en schoon lijken, maar toch even onderzoeken, is het
schoon dan prima bruikbaar als drinkwater
vraag kan men stellen op oomentijn@hotmail.com
Oudere vragen klik hier....
|